Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij [27]zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit [28]grote wateren. 27. Te weten, zijn hulp, of zijn heilige engelen; of, Hij stak uit; te weten, zijn rechterhand, als wanneer men iemand van boven aangrijpt en uit watersnood optrekt. 28. Of, vele geweldige wateren; dat is, uit diepe noden en benauwdheden, in welke ik als verzonken was, die mij als een sterke watervloed overvielen en dreigden te versmoren of weg te rukken. Zie ook deze gelijkenis Job 22:11; Ps.32:6, en Ps.66:12, en Ps.69:2,3, en Ps.124:4; Jes.43:2; Ezech.26:19, enz.